zondag 5 augustus 2018

Gast

De camping in de Ardennen? Ach ja, die was goed. In de buitenlucht pasta met bospaddestoelen koken en met je voeten in een beekje een mooi boek lezen. Het koele bergwater dat als vluchtig geluk aan je tenen kietelt. De vakantie bracht verder verre wandelingen, verbeten beachvolleyballwedstrijden en een bezoek aan het museum over het Ardennenoffensief in de hongerwinter; het eten van een Bastogne-kaakje bij de koffie zal nooit meer hetzelfde zijn.
Aan de andere kant, jezelf terugvinden bij de bingoavond naast de kantine, dat is geheel andere koek. Zeker toen de omroeper van dienst (“Zevenendertig!....Surtysèven!!”) alle bingoërs opriep om bij de hele tientallen een massaal ‘olé’ aan te heffen. Misschien was het de Ardennenwarmte, die gemengd met een Leffe blond, de scherpte bij me eruit had gehaald. Feit was dat ik bij de jacht op een volle kaart voorop ging in de strijd:”40? Olé, ja!”
Het ging zelfs verder. Nadat we onze klapstoelen versjouwden naar het campingtoneel voor de Mama Mia-musical, uitgevoerd door het animatieteam, vond ik mezelf later op de avond terug onder de luifel. Het begon nog voorzichtig, met het zachtjes neuriën van ‘Dancing queen’, maar toen niet veel later het ABBA-luik in mijn hoofd hardhandig werd opengetrokken en ik “Can you hear the drums, Fernando?” over de Belgische heuvels liet galmen, wist ik genoeg: het was tijd om weer naar huis te gaan.
Tja, en daar wacht naast de was en het wegwerken van twee weken ochtendkrant het nieuwe voetbalseizoen. De aanloop naar de competitie, niets mooiers dan dat. Oefenwedstrijden tegen regioteams, zomertransfers, interviews met de nieuwe trainer (“We gaan voor het linkerrijtje”); het spoelt in zachte golven aan op mijn strandje. En ineens doemt het op in de branding: Louis van Gaal als Zomergast.
Dat laat zich makkelijk uittekenen. Louis van Gaal in die VPRO-studio aan een tafeltje tegenover Janine Abbring, voorheen jakhals bij DWDD. Na de begintune schuift de presentatrice licht ongemakkelijk over haar stoel.
“Goedenavond, Louis. Je wilde graag beginnen met een fragment over....”
“Dank u, maar waarom zitten we hier op het dak van een caravan? Omdat ik van de camping hou? Is dat het? Jullie dachten: een voetbaltrainer, die houdt vast van kamperen. Gaan we ook nog barbecuen, of zo? Nou, ik kan je vertellen dat mijn voetjes omhoog gaan bij het zwembad van mijn vakantiehuis in Portugal. En die van Truus ook.”
En dan die blik van Abbring: hoe kom ik in godsnaam deze avond door?

zondag 15 juli 2018

Vive la Vida

De analisten die het WK 2018 typeren als magertjes, omdat te veel landen defensief speelden en de spelhervatting heilig werd verklaard: ze kunnen me wat. Dit WK was een feest. Een speelfilm van een maand met nieuwe topsterren, slechte B-acteurs, geknakte reputaties en maatschappelijk engagement.
Laat ik het maar meteen gezegd hebben: hét moment van dit WK was de sprint van Kylian Mbappé in de wedstrijd tegen Argentinië. Die run van 60 meter duurde maar een paar seconden, maar er gebeurde zo veel. Het einde van de carrière van Macherano, die als een suf woestijnkonijn de gazelle zag vertrekken en het gezicht van Rojo, die zelfs bij United in de Premier League nog nooit een aanvaller in deze snelheid op zich af zag komen en in blinde paniek zichzelf er maar voor gooide. De hele wereld zag het: de geboorte van een wereldster.
Kylian Mbappé is het cadeautje van dit toernooi, samen met zijn coach, Didier Deschamps met zijn afgesleten tandjes. Ik was daar graag bij geweest, bij de tactische bespreking van de Fransen voor de WK-finale. Voor een bord met magneetjes staat Deschamps met een gezicht als een verroeste kolenkit uit te leggen hoe ze Modric moeten afstoppen. “Zijn er nog vragen, mes amis?” En dat Pogba dan zijn vinger opsteekt:
“Mijn buurman is tandarts, monsieur. Wilt u zijn nummer?”
Het WK voetbal, een mannenbolwerk toch, was ook het toernooi van de vrouw. Op de tribunes werden werkelijk alle vrouwen met dansende rondingen in T-shirts in beeld gebracht (de #MeToo-ontwikkeling is compleet gemist door de beeldregie), maar in de studio is komst van de vrouw niet meer af te stoppen. De BBC lanceerde een vrouwelijke commentator, bij de BRT flankeerde Imke Courtois fris het gemompel van Jan Mulder en bij Henry Schut blies Jacky Groenen de analyses van Rafaël van der Vaart volledig weg (onderuitgezakt naast Hugo Borst, maakte Raffie opmerkingen die niet verder kwamen dan “een vlek in het tapijt kun je het best verwijderen met een schoonmaakmiddel.”). En natuurlijk de vrouwelijke president van Kroatië. Het succes van de Kroaten gaf haar politieke carrière een internationale boost, maar door een plotse hoosbui na de finale drukte ze naast Poetin als Miss Wet T-shirt keeper Subasic troostend tegen haar presidentiële boezem.
Dit WK is ook het verhaal van Neymar (miljoenen kinderen peuteren momenteel zijn naam van het voetbalshirt), dat van scheidsrechter Pitana (wat gaat er door zo’n hoofd, dat elke morgen als een pizza Calzone lijkt opgewarmd in een houtsteenoven, als de wereld over je meekijkt bij een VAR-moment?), de opgeruimde kleedkamer van Japan (normaal toch?), het doelpunt van Jörgensen en Eriksen, de lach van Ronaldinho trommelend op een djembée, de lange armen van Courtois, het gilletje van Southgate, de naam van de coach van Brazilië die je uitspreekt als ‘tietjes’ en het definitieve verlies van Van Basten (voor eeuwig dolend in het schemergebied tussen spelregelverbetering en corrupte bobo’s).
Maar terugdenkend aan het WK in Rusland is daar altijd op een vreemde manier ook het hoofd van Domogaj Vida. Met zijn staartje. Het lijf van de Kroatische verdediger, waarin onmetelijke kracht is verbonden met onmetelijke afstotendheid, lijkt op een kruising van Jerommeke met tante Sidonia. En hij kwam nog verrassend ver, met zijn capriolen. Misschien is daarmee het WK nog wel het beste samen te vatten als een titel uit een stripboekreeks: ‘Suske en Wiske en de valkuilen van de vrolijke Vida’.

zaterdag 14 juli 2018

Brons

Meteen na het Waterloo van de Belgen tegen Frankrijk, zag mijn vriendin haar kans schoon: “Dán gaan we op vakantie naar de Ardennen.”
Nu is het woord van moeder de vrouw niet almachtig, maar huisvrede is naast schone lakens en een goed bord warm eten een groot goed, dus schoven we een dag later enigszins schuchter de heuvels tussen Stavelot en Bastogne binnen. Het voorbehoud over een op-hol-geslagen Belgische volksaard bleek overbodig. Niks geen gendarmes die ons hoogmoedig van de weg haalden, maar bescheiden pompbediendes die ons beschaafd gedienstig van benzine voorzagen en kraaien ouderwets op elektriciteitspalen die naar grote hompen ham loerden in de etalage van slagerij Van Roeselaere, ‘Voor als u van hesp houdt’.
Ook op camping La Clusure bleek het vertrouwd Bourgondisch. De Belgen heetten ons vanonder hun luifel met één geheven hand hartelijk welkom, de andere omklemde een kelk Wieckse Witte of greep naar een blokje abdijkaas met klodders moutarde uit Dijon.
Mijn vriendin behield nog wat reserve (“gewoon snoeihard voor de Engelsen juichen!”), maar ik durfde het wel aan, die wedstrijd om de derde plaats. Monter, alsof we op weg waren naar de Gildefeesten in Ohé en Laak, meldden we ons in de campingkantine, tussen de rood-geel-zwarte vlaggen, grote pullen Maes pils en Belgen in rode voetbalshirts. We vonden twee stoelen naast Jos (Zjos) de Haezelaere, die zijn doopceel lichtte nog vóór de Brabanconne klonk: vier dochters en dertig jaar getrouwd met Sophie en IJsboerke. De bal rolde al toen ik hem vroeg of het wat was, dat struinen door de straten van Waldegem met bolletjes vanille en toefjes room.
“Dat is te zeggen. Tijdens de match tegen Brazilië wilde niemand mijn bel horen, zeker en vast. Ook niet in de Allegondestraat, daar achter de Mariakapel. Normaal goed voor veel frambozen of een raketje. Daar woont ook Gérard, weet ge, getrouwd met de nicht van Louis Neefs. Ik wilde al terugkeren naar mijn Sophieke, maar na het doelpunt van Chadli.....”
Ik legde Zjos het zwijgen op, omdat De Bruyne met een venijnig pasje Lukaku wegstak. De sprint van de spits veroorzaakte een orkaan die als een deken over ons werd uitgerold. Een herkenbare warmte. Alsof Robben werd weggestuurd door Sneijder. Ook de vloek na de gemiste kans, bijna hetzelfde:
“Goddoeme!”
Vier glazen Affligem erachteraan, ze deden hun werk. We namen de Mundial door, Zjos en ik. De penalty’s van Kane, de kleedkamer van de Japanners, het rollen van Neymar, het staartje van Vida; het kostte Zjos wel enkele omwegen, maar we waren het wel eens, waarna mijn buurman me als een Panamese voorstopper hard op de schouder beukte, maar dan hartelijk. Dat ook wíj opsprongen bij het doelpunt van Hazard, het was geen verrassing meer.
Zo werd Engeland-België een namiddag van hereniging, het in de armen sluiten van een uit het oog verloren familielid. Na het laatste fluitsignaal verwoordde Zjos, mijn nieuwe vriend voor het leven (of misschien voor deze vakantie, nou ja, toch zeker voor deze avond), de verbroedering nog het best:
“Olland, dat heeft Heineken, en allez, België natuurlijk Jupiler. Maar beiden hebben een mooie schuimkraag.”

maandag 2 juli 2018

FC de Kampioenen

We eten al weken met het bord op schoot. Dat is hartstikke lekker, met een slavink bovenop een berg aardappelpuree kijken naar de fratsen van Neymar. Of naar die Mexicaanse keeper, met zijn krulletjes en zijn haarbandjes. Als een dameskapper slaat hij de ballen uit zijn doelgebied.
Nee, dit WK is goed te verteren. De enige wanklanken zijn het betonvoetbal van Rusland en commentatoren die voor de 167e keer melden dat Asensio Willemsen een Nederlandse moeder heeft. En René Froger natuurlijk, met zijn eindeloze zoektocht naar een multifocááále bril. Op internet is een inzamelingsactie gestart om zijn ogen dan maar in godsnaam te laseren. Ik heb al een tientje gestort.
Maar met de kwartfinales in zicht verschijnt er ook een andere stip aan de horizon: de vakantie. En meer in het bijzonder waar de reis dit jaar naartoe gaat. Net na de aftrap van Lukaku bij de wedstrijd tegen Japan had mijn vriendin een opvallende voorzet in petto:
“Maar we zouden toch ook naar België kunnen gaan?”
België? Die gaan als een dolle, dit WK. Ze hebben een elftal waar kracht, vernuft en zakelijkheid worden vermengd als wortel, paneermeel en cayennepoeder in een gerecht van Jamie Oliver.
Dat merk je, bij onze zuiderburen.
Door de plotse dadendrang van de Rode Duivels zijn ze zodanig gaan zweven dat ze de gaten in de Rijksweg naar Brussel niet meer voelen. Samson gloeit naast Gert als een hond met zeven lullen en K3 werkt aan een nieuwe kraker:
“Eén, twee, drie, een zoen voor Kompany! Olé, olé, Hazard die krijgt er twee!”
Nee, laten we dat maar niet doen, de WK-titel naar de Belgen. Met hun zure mayonaise.
Duitsland, ja, dat zou kunnen. Door de ineenstorting van Toni Kroos en zijn vriendjes behoort het ineens tot de mogelijkheden, op een terras aan de moezel aan de Bratkartoffeln mit Sauerkraut zitten, naast een gast die Uwe heet. Gewoon een glas Warsteiner erbij. Of Italië. Elke dag een pizza salami, terwijl de Italiaanse vrouwen op hun Vespa’s voorbij zoeven.
“Bene, bene!”
Maar de wedstrijd tegen de Japanners, dus. Even leek het herwonnen zelfbewustzijn in de tweede helft bij de Belgen weg te stromen, maar de match eindigde als een seksles van Goedele Liekens: speel met de ballen, dan komt alles goed.
Na de wedstrijd, toen de ploeg in een kring rondom Lukaku stond, probeerde mijn vriendin het nog een keer:
“Nou, de Ardennen? Wat denk je ervan?”
De Ardennen? Eerst de kwartfinale tegen Brazilië. Dan praten we verder.

maandag 25 juni 2018

Mannetje

Zo’n leven als Cristiano Ronaldo, dat is dodelijk vermoeiend. Ik heb het wel eens geprobeerd. Naar de keuken bewegen alsof je rechtstreeks uit de catalogus van de Neckermann komt, vijf stappen achteruit zetten en dan wijdbeens naar een mandje aardappelen op het aanrecht staren. Op het moment dat de piepers dampend op tafel komen een hoge sprong met gebalde vuisten en de sixpack goed zichtbaar.
“Zuuuuuuuuuuuu!”
Cristiano Ronaldo, dat is het grootste huis in een villawijk in Wassenaar. De fundering wordt gevormd door geldingsdrang en zelfvertrouwen. Ronaldo is ervan overtuigd dat hij met een helm en raceschoentjes meteen poleposition staat naast Lewis Hamilton. In de krant Angela Merkel een G7 zien aankondigen en dan oprecht verbaasd zijn:
“Waarom vragen ze mij niet?”
Elk schoolplein had vroeger wel een Cristiano Ronaldo. Een jongen met de juiste schoenen en iets te witte tanden. Met een beetje werklust en gladde praatjes blufte hij zich naar een mooi rapport. Achter het fietsenhok voelde ie aan de tietjes van het mooiste meisje van de school, voordat hij met grote sprongen de maatschappelijke ladder beklom.
Als we om ons heen kijken zien we ze ook. André Rieu is de CR7 van de klassieke muziek. Eva Jinek van de praatprogramma’s. Trump van het wereldtoneel. Louis van Gaal, Mart Smeets, Hans Klok, Waylon, Peter R. de Vries, Thierry Baudet; ze zijn allemaal verwant aan de aanvoerder van Portugal. Ajax is als voetbalclub méér Cristiano Ronaldo dan Ronaldo zelf.
Aan tafel bij ‘VI Oranje blijft thuis’ zit ook Wilfred Genee elke avond Cristiano Ronaldo te wezen. Als je naadloos kunt schakelen van het doelpunt van Toni Kroos naar de Ajax-fouten in de zaak Nouri, dan kun je wat. Jan Boskamp zit ook aan die tafel. Soms wordt ie uitgelachen, af en toe deelt hij een stomp uit. Als Derksen vertelt over zaadvlekken in zijn onderbroek lacht ie verlegen. Als er iemand niét Cristiano Ronaldo is, is het Boskamp. Jan Boskamp is de totale berusting. Geen villawijk in Wassenaar, maar een hoekhuis in een Rotterdamse buitenwijk. Alle tijd en het geld hebben voor een culinair avontuur in een Michelin-restaurant, maar genoegen nemen met een bamischijf. Jan Boskamp is de keeper van Egypte, op 45-jarige leeftijd debuteren op een WK, zodat je de rest van je leven kunt vertellen dat je een penalty stopte tegen de Saudi’s.
Misschien zorgen mannen als Cristiano Ronaldo voor vooruitgang in de wereld, mensen als Jan Boskamp maken de wereld veel leuker.


dinsdag 19 juni 2018

Schorem

Okay, alle landen hebben één wedstrijd gespeeld. Robert Lewandovski en Sadio Mané deden op dinsdag nog een moedige poging, maar dé man van de eerste ronde op dit WK is al lang bekend: Mile Jedinak, de aanvoerder van Australië. Op zijn kin zit méér meer wildgroei dan op de complete kandidatenlijst van de PVV.
Op het WK, waar tatoeages op de keel en zorgvuldig geschoren haarlijntjes om de meeste aandacht schreeuwen, is de baard van Mile Jedinak een prachtige middelvinger. Tussen al die opgefokte reclamebelangen en persconferenties vol prietpraat, is de aanvoerder van de Socceroos een verademing. Onder al die gekkigheid volledig je eigen gang gaan, dan ben je een grote. Voor de wedstrijd Australië - Frankrijk kwam Jedinak achter zijn ploeggenoten als de leadgitarist van ZZ Top het veld op. Dat klonk ongeveer zo:
“Hé Griezmann, met je gekke juichgebaartjes met die vingertjes en die duimpjes, gaan we nog een beetje normaal doen? Pogba! Lapjeskat! Nog een kleurspoelinkje erbij of gaan we die bal eens even wegsteken? Oh, Umtiti, de handjes aan de bal? Mietje. Dan ros ik die penalty wel even binnen.”
Het Nederlandse voetbal schreeuwt om voetballers als Jedinak. Mannen die hun eigen gang durven gaan en lak hebben aan uiterlijk vertoon, het zou een WK een stuk dichterbij brengen. In Holland komen we niet verder dan Wout Weghorst, een blozende jongen met appelwangetjes en allle bijbelteksten van Johannes op de arm. Weghorst denkt dat je wedstrijden wint door stoer in de verte te staren. Gezichtsbeharing in Nederland gaat vaak niet verder dan de tweedagenbaard van Ronald de Boer. Te veel over nagedacht, voorgekauwde mode. Wat smakeloosheid betreft verdient het een plaatsje tussen spijkerbroeken met zorgvuldig aangebrachte kniescheuren en alle meubels van Ikea.
Ruud van Nistelrooy. Ja, hij zou het kunnen. Hij heeft stoppels waarmee je een schutting van ruw mahoniehout kaal schuurt, maar hij kiest voor de Braun op 3 en een vlekkeloos onderhouden kaaklijn. Dan sta je als Arie Boomsma de jeugd van PSV uit te leggen hoe ze moeten bewegen in het strafschopgebied.
Maar goed, Mile Jedinak dus. Nog twee wedstrijden zullen we hem zien spelen dit toernooi, als Robinson Crusoë verdwaald op het middenveld van Australië. Dat is ook wat je hem gunt na zijn voetbalcarrière, een onbewoond Bounty-eiland in de Stille Zuidzee. Ver weg van competities met krankzinnige geldbedragen en voetbaltoernooien in landen waar ze vliegtuigen met onschuldige toeristen uit de lucht schieten, vult hij zijn dagen met het knopen van een hangmat en het splijten van een kokosnoot. ‘s Avonds luistert ie naar het rustgevende geluid van de branding.
En dat ie zich dan pas scheert.

zaterdag 16 juni 2018

Crisis? What crisis?

Het WK voetbal van 2026 is deze week toegekend aan de Verenigde Staten, Canada en Mexico. Aan dit WK gaan 48 landen deelnemen. Ik houd wel van een beetje gekkigheid. Dat wil namelijk zeggen dat die Mannschaft hun eerste groepswedstrijd tegen Noord-Korea in Guadelajarra in de rust moet afbreken, omdat ze op tijd in het vliegtuig moeten zitten voor hun tweede poulewedstrijd in Montréal tegen Mongolië. Achtenveertig landen, dat zijn 12 poules van 4. Het is niet uitgesloten dat we dan in april al beginnen, met zo’n negen wedstrijden per dag. Mooi, nog voor het ontbijt de voorbeschouwing van Nieuw Zeeland tegen Finland met zo’n commercial van een buxusscherende Van Persie die een app verstuurt naar Neymar. Of Bayle. Of Buffon, dat mag ik kwijt zijn.
De openingsceremonie in 2026, je ziet het zo voor je. FIFA-voorzitter Infantino op de tribune geflankeerd door Trump en Kim Jun Un die elkaar duimpjes toespelen, omdat Dolly Parton op het veld wulps al haar hits staat te vertolken. En dat dan opnieuw Ronaldo aan de zijlijn verschijnt met een kind aan zijn zijde. De Braziliaanse Ronaldo is inmiddels dikker dan mijn tante Bertha uit Odiliapeel en die moet op de kermis inmiddels twéé kaartjes kopen om in de Hully Gully te worden toegelaten.
Want dat heeft het voetbal de laatste decennia geleerd. Het heeft twee absolute waarheden blootgelegd. De commercie heeft de sportiviteit op een onoverbrugbare achterstand gezet en voetbalsterren worden dik. CR7, die nu met Portugal iedereen aan flarden speelt, maar tijdens de openingsceremonie van 2026 met onderkin en een kind aan de hand naar de middenstip waggelt om 48 landen aan het WK voetbal te laten beginnen, zónder Nederland doordat de lichting van Frenkie de Jong zich tijdens de Play offs tegen Fiji-eilanden liet verrassen. Ja, dan is het pas écht crisis.

vrijdag 4 mei 2018

Lange Poten

In een warme zon, die de schroom eindelijk als een zware rugzak van zich afgooit, lees ik voor de caravan in het sportkatern. De voorbeschouwingen op de laatste competitieronde. De berichten over het degradatieduel van Sparta met Dickie Advocaat en het wel/niet aanblijven van Ziyech worden onderbroken door Oudste en Jongste die aan de campingtafel met hun moeder een oud-Hollands gezelschapsspel spelen.
“...6,7,8, Coolsingel! Koop ik!”
Terwijl Oudste gretig 32.000,- aftikt (denk aan Joop Munsterman in betere tijden), meldt een klassiek gezin (vader, moeder, zoon, dochter) zich aan de overkant van de straat bij de midgetgolfbaan. De ouders leven in ogenschijnlijke harmonie, hand-in-hand bewegen ze zich van baan 3 (Z-vorm) naar baan 4 (recht, met 2 verkeersheuveltjes), maar de zoon leeft in zware tijden: hij draagt het wedstrijdshirt van FC Twente. De jongen verdringt het schrikbeeld om na de zomer met Thesker, Drommel en Van der Lelie af te reizen naar Top Oss door zich vol overgave te richten op zijn puttechniek. Met de tong uit zijn mond noteert hij zijn score bij baan 7 (de looping, één onder par).
Jongste heeft ondertussen andere problemen. Zijn pion landt op Coolsingel, waar Oudste via projectontwikkeling op Spui, Plein en Lange Poten nu een hotel heeft staan. Met een beperkt stapeltje biljetten in zijn hand staart Jongste in de verte. Zijn leven is in duigen (denk aan Wout Weghorst die een wedstrijd verliest).
Het Twents gezin is inmiddels aanbeland bij baan 11 (kasteeltje met een tunnel). De zoon scoort opnieuw een bogey, maar de vader ligt languit naast de baan als hij over het opstaande randje struikelt. Het huwelijksbootje bevat scheuren aan stuurboord, want als vader met een grimas de lichaamsschade taxeert, ontfermt vrouwlief zich niet als Florence Nightingale over zijn bloedende knie. Integendeel, van pret slaat ze zich op de iets te smalle dijen (denk aan Navarone Foor die een gele kaart uitdeelt aan scheidsrechter Kamphuis).
Bij slotbaan 18 (via springschansje in het netje) is de crisis bij de Tukkers compleet: de zoon verknalt zijn topscore door alle zeven pogingen te missen, waarna van ellende zijn stok met een wilde zwaai dan maar in het netje verdwijnt. Een paar minuten later vertrekken ze in optocht naar hun bungalowtent; voorop het zusje, dan het verdriet van FC Twente, vervolgens de strompelende vader en tenslotte de moeder met haar neplach (denk aan het schoolplein in ‘De Luizenmoeder’).
Ook bij de caravan daalt de temperatuur sterk. Als Oudste zijn winsten telt, smijt Jongste Velperplein en Station Zuid over tafel. Boos verdwijnt hij in de caravan. Het is zijn moeder die doet wat moeders in zulke situaties horen te doen.
“Het is maar een spelletje, jongens,” zegt ze, terwijl ik de krant sluit.

woensdag 25 april 2018

Discutabel

Een wedstrijd fluiten, dat moet je kunnen. Na het beginsignaal starten twee ploegen hun goedbedoelde weg naar glorie, maar snel daarna ontaardt de voetbalmatch vaak in een schouwspel dat nog het meeste lijkt op ‘tweeëntwintig boeren op hol’. Houd dan maar eens het overzicht tussen een correcte sliding en een doodschop.
Mijn buurman van vroeger, die had het in de vingers. Hij kon, na een wedstrijd met twee gebroken benen, drie uitgetufte voortanden, een weggelopen grensrechter, 17 verwensingen (waarvan “Scheids! Zelfs Stevie Wonder ziet dat dat geen pingel is!” nog de beschaafdste was) en een gapend gat in de kleedkamerdeur, monter zijn auto op de inrit zetten en met frisgewassen haartjes zijn voetbaltas uit de kofferbak pakken:
“Zo, dat was weer een lekker potje op de zaterdagmiddag.”
Zelf heb ik het één keer geprobeerd. Bij een competitiewedstrijd van jongste bleek de scheidsrechter geblesseerd, waarna de leider met labradorogen aan mij kwam vragen of ik de fluit niet ter hand wilde nemen. Hoe moeilijk kon het zijn, zo redeneerde ik vol zelfoverschatting, zo’n wedstrijd tussen F’jes? Jochies die net de Donald Duck lezen en nog met hun moeder willen trouwen. Nog vóór de rust liep het potje uit de hand door een jonge hooligan die niets wilde weten van de vrije trap tegen: “Homo!”
Blijkbaar was de les dat een wedstrijd leiden best lastig kan zijn al weer weggegleden naar de diepste krochten van mijn geheugen (waar ook mijn schaamtevolle optreden bij de Mini-Playbackshow in groep 3 en mijn eerste blauwtje liggen opgeslagen; Maria, wiens pronte borsten al het testosteron in mijn lichaam tot leven wekte), want zaterdag stond ik als leider stuitend langs de lijn bij de uitwedstrijd van JO11-1. Het potje werd geleid door een struise 15-jarige blonde deerne, die ik vóór aanvang goedgemutst ‘een prettige wedstrijd’ wenste. Zij mij ook. Dat zij daar anders over dacht, bleek toen alle schouderduwtjes en correcte blocktackles werden afgefloten en élk twijfelgeval in het voordeel van haar thuisspelende ploeg werd uitgelegd. Mijn machteloosheid vertaalde zich in vertwijfelde armgebaren (denk aan Johan Cruijf in discussie met een scheidsrechter) en een enkele verbale oprisping die niet zou misstaan op een CDA-partijcongres (“Van twéé kanten bekijken, scheids!”). Ergens diep in de tweede helft was het meisje echter mijn nuanceringen beu. Met een schrille fluit legde ze het spel stil en ten overstaan van alle spelers én hun ouders, wees ze als Björn Kuipers in mijn richting en riep ze streng de stand van zake over het speelveld:
“Als die meneer nu niet snel zijn mond houdt, dan is daar de poort!”
Als een geslagen hond die moet toezien hoe de slager de worst gunt aan een schoothondje met een rode strik, zag ik hoe jongste en zijn vriendjes in het restant de wedstrijd uit handen lieten glippen.
Je mond houden tijdens de wedstrijd, ook dat moet je kunnen.

woensdag 7 maart 2018

The art to disagree

Al jaren kom ik bij slagerij Pigmans, ‘Voor als u van vlees houdt’. Afgelopen maandag stond ik in de rij achter Stijn Vreven. Terwijl de slager met de rust van een ouderling de saucijzen draaide, observeerde ik de kleine Belg. Knap, dacht ik, thuis een totempaal in je huiskamer, op je rug een grote indiaan getatoeeërd en dan toch NAC in de eredivisie houden. Maar de lieve vrede verdween toen hij aan de beurt was.
“Wat!? Hoezo geen zult!?”
De trainer van NAC zakte half door zijn knieën, hief zijn handen ten hemel en legde ze daarna weer op zijn voorhoofd. Daarna zocht ie steun bij mij.
“Dat is toch niet te geloven! Geen zult!!”
Gehaast dacht ik na of het kon, een slagerij zonder zult, maar Vreven ijsbeerde nu wild gebarend voor de vitrine, alsof daarmee de hoofdkaas tussen het rundsgehakt en de slavinken tevoorschijn zou komen.
Slager Pigmans was niet onder de indruk. Met een streng gebaar stuurde hij de eredivisietrainer de winkel uit. “Eh, vier sukadelappen graag,” stamelde ik, toen de rust in de slagerij was wedergekeerd.
Bij thuiskomst trof ik oudste op de bank, met in zijn hand zijn mobiele telefoon. Nadat ik het vlees in de koelkast had gelegd, lag hij er nog. En toen ik de auto had gewassen en het gehele huis had gestofzuigd, communiceerde meneer nog steeds vanaf de bank met de buitenwereld. Toen was ik het beu.
“Zeg, zou je niet eens snel gaan leren voor je proefwerk Frans? Naar boven!”
In alle rust ging oudste verder met het indrukken van zijn knopjes. Geen armen ten hemel, niks geen woest geschreeuw.
Heel even keek hij me aan. De blik van een gezagvoerder. Verheven. Totally in control. En waar ik me in godsnaam druk om maakte.

zondag 18 februari 2018

Vacuüm

Al een week zitten we op de bank en staren we naar de Olympische Winterspelen. Dat valt ontzettend mee. Even naar de keuken voor een vers bakje koffie of het openzetten van de afwasmachine en bij terugkeer is het goud al weer binnen. Met plezier kijken we naar al die inspanningen aan het andere eind van de wereld. De vreugde van Esmee, de tranen van Anouk, het geritsel van Jillert en het zwabberbeen van Sven; het hele leven lijkt zich in zeven dagen samen te ballen in een Zuid-Koreaans wintersportplaats.
Het dorpje heet PyeongChang, een naam die je eerder associeert met een menukaart met Koe Loe Yuk en Babi Pangang dan met het winnen van goud.
“Eh, PyeongChang. Met nasi graag.”
“Sambal bij?”
We zijn niet éénkennig. Naast de victorie op de schaatsbaan (vrolijk voorzien van commentaar door Erben, die voortdurend last lijkt te hebben van aanhoudende Elfstedenkoorts) verbazen we ons ook over disciplines als snowboardcross (spectaculair!), shorttrack (gekke handschoentjes), biatlon (vreemde combinatie) en curling (is daar geen gezellig tv-programma van te maken met Frans Bauer of zo?).
Maar het moment waarbij ik naar het puntje van de bank beweeg is bij het rodelen. En dan de dubbele versie. Twee mannen die bovenop de berg de camera inkijken alsof ze dagelijks met veel schwung een stier van twee ton uitbenen, trekken zich vacuüm op een sleetje van vijftig centimeter om onder aan de berg te kijken of ze éénhonderdste sneller zijn dan een koppel mastodonten uit Roemenië. En dat alles met een blik in de camera alsof er niets aan de hand is.
Straks is het weer voetballen. PSV heeft punten laten liggen. Feyenoord thuis tegen Heracles, Ajax uit naar Pekswolle. Van Persie op de bank in de Kuip, de hese stem van Ten Hag, die blik van Ziyech na afloop in de camera.
Mooi, want dan is er echt iets aan de hand.

woensdag 24 januari 2018

Verlossing (part two)

Robin van Persie terug bij Feyenoord, daar kan ik uren over mijmeren. Hoe hij op de eerste training met dat briljante fijnstof in zijn linkerbeen achteloos de bal laat rondgaan tijdens de rondo. De belangstelling van zijn ploeggenoten naar hoe dat gaat, zo’n carrière bij Arsenal en Manchester United, het leven in Istanbul bij Fenerbahçe. En dat dan het vingertje van Jens Toornstra, nooit verder gekomen dan de Ersmusbrug, omhoog gaat.
“Maar hebben ze daar dan ook kebab?”
Het is natuurlijk een prachtig verhaal, het talent dat in 2002 met Feyenoord de Europa Cup won, keert terug naar Het Legioen. Niemand in Rotterdam-Zuid twijfelt, Robin van Persie gaat het gevoel terugbrengen van mei 2017. Dat is ook niet gek. Van Persie aan de bal op een voetbalveld, dat is terloops geluk. Als een mooie vrouw die ineens langs het terras loopt of vanuit het niets een prachtig liedje op de radio. In de Kuip verlangen ze naar een speler die met dubbele scharen en vrije trappen net buiten de zestien de gapende wond hecht die de Champions League op de huid heeft gekrast. En misschien komen Ajax en PSV nog wel in zicht. In de eredivisie speelt Ard van Peppen. Ergens staat Mark Birrighitti op doel. Dan zijn dromen net zo bereikbaar als de Hema op woensdagmiddag.
Maar verlossers worden niet elk jaar geboren.
In de haven van Rotterdam werken veel mannen. Kerels met armen als staalkabels en een tatoeage van Kuijt op hun rug. Bij het lossen van het schip leggen ze aan de bemanning uit waar ze hier aan de Maas zoal van leven: “Dirk is zijn naam. Onze aanvoerdert. Tilt zo’n container met één hand op.”
De kans dat Van Persie er op een bovenarm wordt bijgeïnkt is niet zo groot. Robin van Persie had na die lange voorzet van Daley Blind op het WK van 2014 in Brazilië, toen hij de bal met een zweefkopbal over Casillas liet glijden en naar Van Gaal sprintte voor die halve highfive, beter dóór kunnen rennen. Gewoon, de poort open en het stadion uit. Iedereen in vertwijfeling achterlaten en voor eeuwig verdwijnen, ergens in de branding van de Copacabana.
Ook dán had Jens Toornstra waarschijnlijk zijn vinger bij een rondo opgestoken.
“Goh, Van Persie, hé! Als die ooit eens bij ons kwam voetballen!”
Onvervulde verlangens zijn vaak het lekkerst.

zaterdag 6 januari 2018

Fratsen

“Kijk, zo doe je dat,” zegt oudste.
Met de handigheid van een directiesecretaresse drukt hij enkele knoppen op de iPad in en daar floept het filmpje op YouTube tevoorschijn. Meteen komt hij close in beeld: Virgil, de reus van 85 miljoen euro.
“It’s a lot of money, but he’s a lot of a player,” zegt de Engelse Evert ten Napel.
Oudste hangt om mijn schouders. Samen kijken we naar de beelden van de eerste wedstrijd van Van Dijk op Anfield, voor de FA-cup tegen Everton. Alle balcontacten van de nieuwe centrumverdediger zijn achter elkaar gemonteerd, zodat het niet langer op een samenvatting lijkt, maar meer op een reclamefilmpje: Virgil van Dijk, voor al uw defensieve klusjes.
Jongste komt erbij staan.
“Oh, Liverpool-Everton. Van Dijk scoort nog op het laatst.”
De afloop van het droomdebuut is ook op zijn Instagramaccount al voorbij gekomen. En inderdaad, een paar tellen later zien we de supporters op The Kop gek worden. Een vertrouwd beeld, decennialang, bij goals van Kenny Dalglish, Ian Rush en Steven Gerrard, maar nu is het Virgil van Dijk die hoog opspringt bij een corner. De nieuwe held van Liverpool schreeuwt het uit, rent naar de cornervlag en slaat enkele keren hard met zijn rechterhand op zijn borst, dáár waar het logo op het rode shirt zit.
“Ja Virgil, dat deed je ook bij Celtic en Southampton,” zegt oudste spottend.
“En volgend jaar bij City of Bayern doet ie het weer,” vult jongste lachend aan.
Ze klinken een beetje als Statler en Waldorf, de twee oude mannen die vanaf een balkonloge de optredens van Kermit en miss Piggy van commentaar voorzien. Met de wijsheid van twee sarcastische bejaarden doorzien oudste en jongste de carrièrefratsen van De Duurste Verdediger Ooit. Het is me geen miljoenen waard, maar waardevol is het zeker.