donderdag 27 februari 2014

Wiener Schnitzel

Op de middag voor de wedstrijd kreeg de selectie vrij. Frank, Hennie en Dennis gingen de stad in. De mannen bezochten een klein restaurantje achter de Gottliebkirche. Het was gezellig, in Gästehaus Heinrich Holzner. Alles ademde er naar Oostenrijk. De koebellen aan de muur, Mozart op de achtergrond en de schnitzels, die als gepaneerde ossentongen op het bord lagen. Buiten lag het centrum er verlaten bij. Werkelijk niets wees erop dat dit een stad was met een uitgebalanceerd voetbalteam.
Een week geleden leek het nog een formaliteit, de uitwedstrijd tegen Red Bull. Wie kon bevroeden dat Salzburg in de Amsterdam over Ajax heen zou walsen als een concert van André Rieu? De violen klonken nog dagen snerpend na in de Arena. 
Vrolijk meldde Heinrich zich aan het tafeltje om af te ruimen. Op het bord van Frank lang nog een halve schnitzel. "Hat es Ihnen geschmeckt?" vroeg Heinrich op Heidi-uit-de-bergen-toon. 
Frank trok als Hannibal, met een kudde olifanten, over de Alpen. "Nein, der Schnitzel hat mir sehr entaüscht. Das war kein Wiener," antwoordde hij met hangende wenkbrauwen. Heinrich was even uit het gelid. Hij keek Frank aan met de blik van Lerin Duarte die links en rechts gepasseerd wordt. Maar nergens is de mens veerkrachtiger als in Salzburg. Terwijl Heinrich de borden op elkaar stapelde, verstuurde hij een vlijmscherpe counter:
"Ajax auch, letzte Woche. Das war kein Fussbal," zei hij, niet zonder venijn. Opnieuw vloog er een bal vanaf de middellijn over Jasper Cillessen. Ajax stond opnieuw op achterstand, nog voordat de wedstrijd begonnen was.

Toverstokje

In het kleedlokaal stonden alle leden van ons zaalvoetbalteam poedelnaakt na te druppelen van de douche. Toch waren alle ogen gericht op Roy, de koning van ons tikkie-takkie-spel. Niet doordat hij vanwege een blessure geen aandeel had in de 7-3 overwinning en als enige sharp dressed in de ruimte stond. Nee, onze aandacht zoog naar het zwarte stokje dat tussen zijn duim en wijsvinger balanceerde en nu tussen zijn lippen werd gebracht. Roy inhaleerde diep, waardoor het einde van het zwarte stokje roodbrandend oplichtte. Twee seconden later lekte uit mond, neus en oor sigarettenrook dat mysterieus om zijn streng gecoiffeerde hoofd cirkelde. Ademloos, als schoolkinderen die stiekem toekijken hoe hun meester in het verwarmingshok met één hand de bh van de juf van groep vier opent, bekeken we het tafereel. Doorgaans riep Roy in de regionale sportzalen onze verwondering op met de meest waanzinnige passeerbewegingen, dit schouwspel was van een geheel andere orde. Daar stond ie in een hoekje van de kleedruimte; onze getructe spelverdeler als een maffiabaas in een slechte B-film. Het was mijn vraag die de ijzige stilte doorbrak:
"Roy, in hemelsnaam, wat is dit?"
Nogmaals ging het toverstafje naar zijn mond. Nieuwe rook dreef als een dreigende donderwolk onze kant op. Toen pas gaf Don Corleone antwoord:
"Ik heb mijn leven veranderd. Ik kook, rijd en rook tegenwoordig elektrisch."
Licht ontheemd droogden we onze lichamen. Enigszins verward kleedden we ons aan. Het was V., een dienende kracht met een zwak linkerbeen, die het team weer bij zijn positieven bracht. Met vragende blik richtte hij zich op onze Godfather, die in een hoekje onveranderd stond te stomen als een rammelende fabrieksmachine: 
"Neuk je dan nu ook elektrisch?"

dinsdag 25 februari 2014

Les

In de jaren van Bergkamp liepen veel fans in een Arsenal-shirt met rugnummer 10 naar Highbury. Onder dat nummer stond slechts één woord: God. Om hun oude sterspeler te eren, werd dit weekend voor het nieuwe Arsenal-stadion een standbeeld onthuld. Nog één keer plukte Bergkamp de bal magistraal uit de lucht, nu in brons.
Ik vond het tijd voor een geschiedenisles.
Terwijl onze zonen loom in de bank hingen, startte ik een filmpje op Youtube. Ik zette het geluid wat harder, het lokte de jongste.
"Wat doe je?" vroeg hij.
"De vraag is wat die speler doet," antwoordde ik.
We keken naar de beelden uit 2002. Bergkamp betoverde Nikos Dabizas aan de rand van het strafschopgebied in het stadion van Newcastle United. Onze jongste zoon keek met opgetrokken wenkbrauwen naar mij.
"Hè? Hoe doet ie dat?"
Ik startte het filmpje nog een keer. En nog een keer. Elke keer opnieuw zagen we hoe Bergkamp het onmogelijke mogelijk maakte. Jongste drukte daarna  zelf zijn vinger op het driehoekje. Dit was het moment om wat voor mezelf te gaan doen en jongste even alleen te laten met Dennis. Sommige lessen lopen vanzelf. Vanuit de keuken hoorde ik de commentator zichzelf steeds herhalen: "Brilliant goal!"
Na een paar minuten zag ik hem naar buiten glippen, jongste. Onder zijn arm klemde ie een bal. Ik zette mijn kopje koffie op het aanrecht en volgde hem naar buiten. Op de inrit was een Dabizas nodig.

zondag 23 februari 2014

Woede

De traditie begon in Corisi del Piné, een gehucht in het noordoosten van Italië met een klein kerkje waar priester Pietro Piemonti nog steeds stipt om zeven uur de klokken laat beieren. Het zal in 1958 geweest zijn dat Gianni, het zoontje van de slager, zijn rekentoets terugkreeg van signore Valli, de meester van de hoogste klas. Gianni keek naar de rode strepen op zijn blaadje en de dikke onvoldoende die erboven stond. De snotaap zei niets, maar stond op en liep briesend de klas uit en smeet de deur van het lokaal dicht. Het glas in de deur brak. Het gerinkel in de holle gangen van het schooltje van Corisi del Piné klonk zo lekker dat Gianni alle deuren in het gebouw dezelfde behandeling gaf. Thuis, drieëntwintig verwoeste deuren later, gaf de slager zijn zoon een aai over de zwarte haren en sprak de legendarische woorden:
"Bellisimo Gianni, wij pikken dat niet, wij zijn een slagersfamilie!"
Het was de aanzet tot een nieuwe gewoonte. Als de pasta te lang kookte, vloog de deegroller door het keukenraam. Als Lolita niet inging op de hartstochtelijke kus achter het muurtje, werd het uithangbord van de pizzeria van de gevel getrokken en verdwenen alle spiegels van de Fiat. De nieuwe manier van reageren kreeg navolging in buurdorpen en vond druppelsgewijs zijn weg naar de grote stad.
Nu, ruim vijftig jaar later, komt het nog wel eens voor dat een Italiaan, ergens verdwaald in Europa, handelt in de geest van Gianni. Een straatlantaarn die sneuvelt in de straten van Parijs, een deuk in een taxi in Londen, een omgetrapt camerascherm in een stadion in Enschede. 
Zelfs als de woede is ingedaald, zullen de onverlaten zich beroepen op de wijze woorden van Pietro Piemonti, de priester die nog steeds om zeven uur de klokken laat beieren in Corisi del Piné:
"Als je maar niemand pijn doet, mijn jongen."

donderdag 20 februari 2014

Ontdekje plekje

We gingen er eens goed voor zitten. Slovan Liberec tegen AZ met commentaar van Sierd de Vos. Daar kan geen reisprogramma van Floortje Dessing tegenop. Het begon al met de linksback bij de Tsjechen, Fleisman.
"Die van de treintjes," zei Sierd.
Vervolgens begon De Vos met een beschrijving van de omgeving. Terwijl Beerens enkele voorzetten aansneed en Gouweleeuw zich vastbeet in de spits van de tegenstander, gleden we in een comfortabele coupé met fluwelen zitting een vallei binnen. Tegen de helling zagen we een bos. 
"Daar leeft de huamsîk," vertelde Sierd, "een spechtachtige vogel die zijn veren wast in het avondlicht van de Donau." 
We werden prettig gehypnotiseerd. Het geluid van het treinonderstel dat ritmisch over de rails denderde, de stoomfluit van de machinist en de zalvende stem van De Vos die meldde dat we Rùstici naderden. Een voorstadje van Bratislava, waar alle mannen na de werkdag samenkomen in een dranklokaal en elkaar met vlakke hand in het gezicht slaan, voordat ze er een voclavá op drinken, een witbier uit de streek met extract van de witte steenuil.
Het was zelfs mooier dan Rail Away.
Mijn vriendin zakte weg in een heerlijke waakslaap. Oudste pakte de atlas erbij, jongste vroeg of zijn zwembroek meemocht. Op televisie kreeg Fleisman een schop van Ortiz.
"Fleisman ontspoort," zei Sierd.
Verder overleg was overbodig: dat wordt Tsjechië deze zomer. 


Hard vegen

De Olympische Winterspelen, het heeft een verslavende uitwerking. Het gaat veel verder dan het dagelijkse goud voor Nederland, de kadans van Wüst op de schaatsbaan of de wonderlijke gesprekken tussen Bert Maalderink en Jeroen Otter. Het snot op de kin van een Noorse langlaufer of de aanblik van zo'n Witrus met vacuüm getrokken hangsnor die na een korte spurt op een sleetje ploft en met het hoofd omlaag de bocht in glijdt; ik zou het graag zelf eens proberen. Of die wereld van de snowboarders. Mijn haar in een dreadlockstaart, een kinky broek aan mijn bilnaad en dan de helling op. Snelheid maken en achteloos een Forty twenty chick chick switch forward backslash eruit gooien. Tot stand. Beneden een paar highfives en mijn tongpiercing showen in de camera.
Maar het werd curling.
Bij gebrek aan hellingen, sneeuw en ijsbanen is de inrit uitgeroepen tot ons strijdtoneel. Op de plek waar dagelijks de aannames van Robin van Persie worden geoefend en de hakjes van Pellè worden geïmiteerd, is een grote rode cirkel geverfd. Het is inmiddels standaard: na het avondeten melden we ons bij de startstreep met een complete pannenset en twee bezems. Schuift nog best aardig, zo'n braadpan op die koppelsteentjes. Zeker als mijn vriendin de baan vrij maakt met hard vegen. 
Nieuwsgierig geworden door onze strijdkreten, meldde de buurvrouw zich gisteren op onze curlingbaan. Verbaasd keek ze toe hoe ik vanuit een vreemde spagaat de spruitjespan keer op keer in de roos schoof. 
"In hemelsnaam! Wat doen jullie?" vroeg ze met grote ogen.
Nadat ik ook de fluitketel, de wok en de koekenpan in het hart van de cirkel liet verdwijnen, stelde ik haar gerust:
"Over vier jaar goud, buurvrouw."

maandag 17 februari 2014

Gewogen

Jongste speelt met enkele kinderen een fanatiek partijtje op het veldje. Ineens legt een jongen met een Liverpool-pet het spel stil.
"Mijn vader heeft een nieuwe baan," zegt ie, "hij is nu kriejeetif daairekter."
Een jochie met een trainingsjack van Italië gaat eroverheen: "Mijn vader heeft een BMW 7xs Highlander Hybrid. Een rode." Nu kijken ze naar jongste, de pet en de trainingsjas. Ik zie hem twijfelen. Er is niet zo veel waarin zijn vader uitblinkt. Vanmorgen was jongste trots toen ik op de weegschaal stond. Vond ie een mooi getal, honderd. Maar hij gooit het over een andere boeg.
"Mijn vader heeft ooit tegen PSV gevoetbald."
Die zag ik niet aankomen. Alle partijen kijken me vol bewondering aan. Jongste geniet van zijn voltreffer, hij durft nog een stap te zetten.
"Ja, en Romario deed ook mee." 
De trainingsjas komt naast me staan. "Wow, PSV! Hadden jullie gewonnen?" slist hij. Zijn bovenrij mist drie tanden.
"Nee, PSV won met 10-0," vertel ik naar waarheid.
Mispeer.
De gezichten van de trainingsjas en de pet veranderen in drie duizendsten van bewondering naar hoon. "10-0? Zaterdag wonnen wij ook met 10-0. Ze konden er niets van," zegt de pet. Hij gooit de bal weer omhoog, het potje wordt hervat. Twee seconden overweeg ik een tegenargument. Iets over manmoedig standhouden of over het doelpunt dat we bijna maakten, maar het is al te laat.  Tien-nul, ik ben het lachertje van de middag.
Was ie toch maar over die honderd kilo begonnen.
 

zaterdag 15 februari 2014

Zwaar haar

Die hele Koen Verweij, ik heb hem door. Met zijn fractie van een fractie van een seconde. Het stadion en het land op zijn kop zetten, keurig tegen de streep van Brodka aan schaatsen en dan met de oogopslag van een aangereden dwergkonijn in het middenterrein op een kussen gaan zitten. Het hoofd dat tussen de knieën naar beneden hing, het vroeg schreeuwend om mededogen van goudhunkerend Nederland en de rest van de wereld.
Arme Koen.
Hij had het natuurlijk al lang gezien, het gemak waarmee Sven, Ireen, Michel en Stefan de glorie naar zich toetrokken. Een nieuwe gouden plak op de 1500 meter zou niets anders zijn dan logisch. Lijn 13 die, zoals elke dag, zich keurig meldt bij het busstation. Dat moest anders, dacht Koen. Hij dacht aan de heroïek van Gerard van Velde in Salt Lake City, hij zag hoe de worstelingen van Stefan Groothuis het goud van een extra glans voorzagen. Als dát het was, wat er nodig was, dan konden de mensen het krijgen.
Als een viking zat Verweij gisteren aan tafel bij Schut en Wennemars. De blonde manen als een slauwerregen om die brede kaken en het getormenteerde gezicht. "Nee, dat moet over vier jaar anders," zei hij met het van pijn vertrokken gezicht van een krijgsgevangene op Guantánamo Bay. Dat moet inderdaad anders. Ik zag het al toen hij zijn voetje op Sjinkie Knegt-achtige wijze over de eindstreep duwde en zijn haardos direct losgooide onder zijn hoofdkapje. Keek iedereen mee? Een bezoek een dagje eerder aan barbiershop Chez Dimitri, misschien? Nog voordat Koen Verweij neerzeeg op zijn martelaarskussen op het middenterrein, schoot het door me heen: had dat niet met een kortgeschoren koppie gekund?
Scheelt gauw drieduizendsten.

Opvoeding

"Wat heeft PSV gespeeld?" 
Als de jongens zich in onze slaapkamer melden, is de wedstrijd van PSV het eerste wat jongste bezig houdt. Gisteren ging hij naar bed in de rust, bij een 1-1 stand.
"Goeiemorgen jongen, 2-1 voor PSV."
De winst brengt licht in zijn ogen. Zijn weekend begint op een bijzonder prettige manier, maar hij aast op meer.
"Wie maakte het tweede doelpunt?"
"Ruiz. Met een kopbal."
Het leven is af. Als een spinnende kater nestelt ie zich in onze sponde.
PSV? In ons huishouden was dat jarenlang braakliggend terrein. Een rafelrandje aan de zijkant van ons bestaan. De club uit Eindhoven was zoiets als curling, sushi en Ivo Niehe: we wisten wel dat het bestond, maar lieten het links liggen. We gebruikten de opvoeding om die situatie zo te houden. Elke avond poetsen de jongens hun tanden met een borstel van Feyenoord. Tijdens alle lunchuurtjes op school staren ze naar het Ajax-logo op hun broodtrommels. 's Avonds slaapt jongste onder een dekbed van Messi.
We hebben ons best gedaan.
Met zijn vieren kijken we vanuit bed naar de ochtendtelevisie. Buurman en Buurman. Gelukkig, de aandacht is afgeleid. Het doemscenario van bezoekjes aan een training op de Herdgang, een poster van Bruma op de kamer, een tocht naar het stadion waar Your simply the best als een gesel op mijn rug slaat: het lijkt ver weg. Maar nog voordat de twee buurmannen alles in het honderd laten lopen is die hoop verdwenen.
"Pap, mag ik een shirtje van Depay?" vraagt jongste vanuit het niets.
"Ja, en ik van Park," zijn broer geeft het nekschot erachteraan.
We kijken elkaar aan, mijn vriendin en ik, en we weten het.
De strijd is verloren.

Advies

Een goed bakje koffie, daar komt veel bij kijken. Dat gaat veel verder dan een mooie brunette met een Nespresso die over een dakterras schreeuwt: 
"George Clooney is inside!"
Je moet het kunnen; een kopje koffie aan je lippen zetten, in de verte staren en dan de juiste woorden zeggen. Guus Hiddink kan het, koffie drinken. Hij gooit hele levenslessen eruit, nog vóór hij het kopje terug op tafel zet:
"Die Hiljemark, lijkt die niet te veel op Nils Holgerson?"
Ik had het graag gezien, de aankomst van Hiddink op de Herdgang deze week. Zuchtend zet hij zijn krukken tegen het bureautje van de trainer.
De doodsbange blik van Phillip Cocu. Hij weet dat het er nu op aankomt. De trainer tegenover hem kent de wereld. Hij weet zo de aroma's van Koreaanse, Russische en Australische koffiekoppen te benoemen. Alle  barista's in Madrid kent hij persoonlijk. De trainer van PSV is niet zo van de koffie. Vanuit zijn ooghoek loert Cocu naar zijn eigen koffiemachine; een oud senseo-apparaat. Voor het praatje met Faber en Mart van den Heuvel op maandagochtend is het goed genoeg, maar dit is duidelijk andere koek.
Met onvaste hand zet hij een dampend kopje voor Hiddink. Door het schuimkraagje lijkt het nog wat. Als een kind uit de klas dat wacht op het oordeel van de meester, gaat Cocu zitten. Nu kan er alles komen. Een aai voor Maher? Hoge ballen op Ruiz? Iets met Zoet?
In alle rust nipt Guus Hiddink van zijn koffie. Terwijl het warm door zijn mond kolkt, staart ie over de schouder van Cocu naar het prikbord. Looplijnen van Locadia, hoekschoppen van Depay.
Dan het advies waar Cocu naar hunkert, de woorden die PSV op de rails zetten, het oordeel dat alles verandert:
"Dit is een slappe bak, Phillip."

zondag 9 februari 2014

Vooruitgang

Hoe ging dat vroeger? Je had een uitwedstrijd tegen Rood-Wit D1, je voetbaltas stond naast je bed, maar op zaterdagochtend werd je wakker door de regen die tegen de ruiten sloeg. 
Het zal toch niet afgelast worden?
Als een bokkige kleuter die zijn speeltje ontnomen wordt, kleedde je je aan en fietste door de regen naar het kastje bij Café Zaal Van Bommel. De straten waren nog stil, de enige beweging kwam van de SRV-man met zijn wagen vol beschuit, pindakaas en pakken brinta. Terwijl jij de bui al voelde hangen, floot hij het hoogste lied.
Doordeweekse boodschappen, dagelijks aan huis!(2x)
Bij het aanplaklijstje werd je angst bevestigd. Een grote, zwarte streep door de wedstrijd van jouw team. Een dikke stift als dolksteek. Zwaar gewond fietste je huiswaarts. Dat de wielen van de SRV-wagen je tot je navel natspoten, voelde je al niet meer; het weekend was toch al vergald.
Leve de man van de SRV, van je hiep, hiep, hiep, hoezee!
Tegenwoordig gaat het anders. Op zaterdagochtend druk je vanuit je bed drie keer op het beeldscherm van je iPad en je vermoeden komt uit: de uitwedstrijd van F9 tegen Terlo is afgelast. Geen fietstochtje voor jongste, maar ook geen een-tweetjes met zijn ploegmaten, geen schijnbewegingen, geen mogelijke doelpunten.
De jongens nestelen zich bij hun moeder en mij in bed. Warm en droog kijken we samen naar de sportprestaties vanuit Sotsji, een enkele keer onderbroken door reclamefilmpjes van Albert Heijn en Kruidvat.
Kruidvat, steeds verrassend, altijd voordelig!
Leve de moderne techniek. Ik denk terug aan mijn fietstochtjes door druilige zaterdagochtenden en regenplassen. 
Ik mis de SRV-man.

zaterdag 8 februari 2014

Kinderspel

Bij de bakker stond hij opnieuw naast me, Zlatan. Sneakers, spijkerbroek, de lange manen die vanonder een wollen muts loom op zijn schouders rustten. Het meisje achter de balie had geen idee wie ze in de winkel had. Zuchtend checkte ze de lak op haar nagels, terwijl mijn tijgerbrood door de snijmachine gleed.
Stiekem loerde ik vanuit mijn ooghoek naar de sterspeler van Paris St. Germain. Op de muts waren de zes ringen van de Olympische Spelen ingeweven. "Leuk hè, die snowboarders in Sotsji?" zei ik, vooral om de stilte te breken. Zojuist had ik atleten uit de hele wereld op een springschans dubbele salto's met hele schroef zien maken. En onderweg maakten ze een selfie die nog voor de landing de wereld in werd geslingerd.  
"Och, kinderspel," geeuwde Ibra, "deden wij vroeger in Ostvindstunden in de middagpauze." Twee dagen terug zag ik een filmpje met een doelpunt van Ibrahimovic. Hij onderschepte een hard geschoten bal van de keeper van Bordeaux en promoveerde het met een sierlijk boogje tot een doelpunt. Verbluffend. Natuurlijk, voor een beetje luchtacrobatiek op een sneeuwbord draait de Zweed zijn hand niet om.
"Wat denk je van Sven?" vroeg ik, de glans van het goud gloeide al vooruit in mijn aderen. Zlatan draaide nu zijn haakneus in mijn richting.
"Die 5 kilometer? Die schaats ik in vijf minuten. Op één been."
Met licht gefronste wenkbrauwen pakte ik mijn brood van de balie. In vijf minuten? Het kwartje viel in mijn hoofd. Ik had hem door, die gekke Zlatan. Hij verzint gewoon de helft.

donderdag 6 februari 2014

Verdwaald

Zou Ji Sung Park weet hebben van Friese weilanden? Heeft hij ooit een lange rij knotwilgen gezien, half hangend over een sloot met kikkerdril? Heeft ie zich ooit gewaagd aan een glas Beerenburg?
In het stadion van Cambuur keek Park om zich heen als een pinguïn in het centrum van Dordrecht. De Zuid-Koreaan veroverde met Guus Hiddink ooit de wereld. Nu stond hij op een winderig veld in Leeuwarden, waar achter de cornervlag een opvallend reclamebord hangt: Spoelstra zonwering, voor al uw zonwering.
Het was een prachtig schouwspel. Ji Sung Park, uit bij Cambuur. Zo verzorg je de aanvoer in Old Trafford naar Robin van Persie, zo sta je ineens oog in oog met Michiel Hemmen, cultheld in Friesland. Op vrije avonden trekt de bonkige spits van Cambuur zich terug in een schuurtje. Bouwen aan zijn eigen skûtsje.
Je kon het van zijn Aziatisch gelaat afschrapen, Ji Sung Park begreep niets van de wereld waarin hij verzeild was geraakt. Het eerste doelpunt kreeg hij nog mee, bedeesd wrong hij zich in de kluwen rond Bruma. Bij Locadia's winnende staarde Park smekend naar de dug-out; hoe vond hij de uitweg in deze vreemde mist?
Het hoogtepunt moest toen nog komen. Het handen schudden na afloop. Je zag ze elkaar naderen, Park en Hemmen. De twee uitgestoken handen vormden werelden die in elkaar grepen. Dan de blik in elkaars ogen. Die ene seconde. Het was alsof een Koreaan op de Bonkevaart naar de overwinning gleed.

zondag 2 februari 2014

Gnoe

De meest opmerkelijke plek in het dierenrijk is die van de gnoe. De gnoe tuurt met droeve ogen over de steppe en denkt dan te weten hoe de natuur in elkaar zit. Met water halen en het jagen op prooien en zo. De gnoe vindt zichzelf de koning van de dieren. De giraf, de panter, het stokstaartje; ze horen het besmuikt aan. Ze laten de gnoe voluit oreren, maar achter zijn rug lachen ze hem uit.
De wedstrijd in de Kuip vrijdag, achter het doel, moest ik er ineens weer aan denken. De gelijkenis was bijna beangstigend. Die hangende schouders, het met tegenzin voortbewegen, die droeve ogen, die lome blik waarmee de Vitesse-keeper over zijn strafschopgebied tuurde: Piet Velthuizen is een gnoe.
De boodschap van Piet Velthuizen vrijdagavond hing bijna als een spandoek boven het speelveld: Hallo, zien jullie me nog? Ziet iedereen hoe ik de rust bewaar met de bal aan de voet? Hebben jullie gezien hoe ik dat schot van Clasie pakte? Velthuizen staat letterlijk te springen om weer aan te sluiten bij Oranje. Dolgraag wil hij daar vertellen hoe je dat aanpakt met prooien en zo, en dat hij nu meer verdient dan vier ton. Ook na de wedstrijd, voor de camera van Fox, was Velthuizen op een missie.
"Haakt Vitesse af voor de titelstrijd, Piet?"
"Absoluut niet! Let maar op ons. En op mij."
"Wat bedoel je?"
"Ik ga mee naar het WK deze zomer in Brazilië."
De interviewer, de cameraman, de man van het geluid, ze knikten allen instemmend, gaven Piet een high five en wensten hem succes. Maar ze dachten allemaal hetzelfde. 
Gnoe.